Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Doch hij zeide: Gij zult hen niet slaan; [24]zoudt gij ook slaan, die gij met uw zwaard en met uw boog gevangen hadt? Zet hun [25]brood en water voor, dat zij eten en drinken, en tot hun heer trekken. 24. De zin is, naardien het niet betaamt dat men allen, die in den oorlog gevangen zijn, doden zal, dat het den koning Joram, nog veel minder betaamde dezen te doden, die hij in den oorlog niet gevangen had. 25. Dat is, spijs en drank. Vergelijk Ezra 10:6.